Vlissingen Twee punt Nul
(Henk & Ingrid)
‘U heeft een binnenkomend gesprek,’ meldt de digitale huismanager uit de speaker.
De voicemode van het ding heeft Henk ingesteld op die van de zeer gedateerde cabaretier Hans Teeuwen en na twee maanden van dagelijkse blootstelling aan het geknepen, hyperactieve stemgeluid begint deze Ingrid behoorlijk op de zenuwen te werken. Haar echtgenoot vertoonde wel vaker onbegrijpelijke nostalgische trekjes, zoals de liefde voor zijn stofvergarende collectie ‘gedrukte’ boeken en dat in een tijdperk waarin de allergieveroorzakende boekenmijt was uitgebannen door het geschrevene nog slechts aan te bieden in allergiehoes gehulde e-books en i-pads, of zoals zijn misvormd verlangen naar in real life theaterbezoek. Uren dringen in een rij om uiteindelijk achter in de zaal terecht te komen, zittend naast zwetende of voortdurend kwebbelende buren, kijkend naar een poppetje op het podium vanuit slechts één perspectief, terwijl je nu door de nieuwste holografische technieken met slechts één command een multisurround voorstelling in de huiskamer kon oproepen (en wegzappen wanneer je het beu was).
Doorgaans negeert ze zijn onvolkomenheden op een zelfde wijze als natte handdoeken op de badkamervloer – de Electronic Housekeeper lost al uw problemen voor u op! – maar nu heeft haar geduld de limit bereikt. Hans Teeuwen moet weg!
Vanavond nog zal ze Henk hierover aanspreken, hij vindt zich tenslotte de wizzkid in huis. En zij heeft eenvoudigweg nooit genoeg tijd om zich door de onbegrijpelijke manual heen te worstelen.
Druk, druk, druk, een blik op de digitimer vertelt haar dat er nog 94 minuten resteren voor de afspraak op het meeting point. Snel checkt ze of er nog voldoende credits op hun account staan: stel je voor dat ze tekort komen en niet tot het café worden toegelaten.
‘Zet hem maar op speaker.’
Haar nerveuze vingers doen het lippenpotlood uitschieten.
‘En doe er gelijk 2,5 mg diazepam bij en een glas water.’
‘Wilt u hier vroegtijdig uw paroxetinemedicatie bij hebben?’
Het klinkt alsof het ding het tegen een achterlijke kleuter heeft en ze moet de neiging onderdrukken om de remote niet naar een van de speakers te gooien.
Haar rusteloze vingers laten het potlood met rust en kruipen over het touchscreen om een tweet de ether in te sturen.
‘Ja, doe maar,’ commandeert ze kribbig, ‘en ga dan vooral een tijdje op standby staan.’
‘Dag lieverd. Hoe is het daar?’ De zoetgevooisdheid druipt van de stem van haar partner. Er komt nu beslist iets waar ze niet blij mee zal zijn.
‘De shuttlebus vanuit Bergen op Zoom heeft weer eens vertraging. Ik zal zeker tien minuten later in Vlissingen aankomen…’
Shit! Voor haar ogen knipt de digitimer kostbare seconden weg. Tien minuten, het maakt het verschil tussen een coole entree of stressy en oververhit binnenkomen…
Ze heeft zo’n pesthekel aan te laat komen. Dikke kans dat die del van main office dan de sappigste nieuwtjes weer voor haar neus weggekaapt heeft om er morgen sier mee te maken tijdens de dagelijkse online strategy meeting.
Volgens de laatste technieken van Awareness ademt ze diep in en uit en probeert zich te focussen op de kale muur tegenover haar.
Hoe heeft de overheid ooit kunnen toestaan dat het Railnet zijn diensten in deze provincie mocht opheffen zodat er nu geen treinen meer in het Zeeuwse rijden? Want mooi dat dezelfde overheid wel een belachelijk groot aandeel van hun inkomsten als tweeverdieners opslokt.
Automatisch besturen haar gedachten de vingers die al standby staan voor een volgende tweet.
‘Er is nog iets…’ Henks zenuwachtig kuchje verraadt dat er nu echt iets heel vervelends aan komt. ‘Ik heb onderweg een incall van Care ontvangen. Er is iets met mama en ze verzoeken dringend of ik vanavond een paar minuten Personal Attention aan haar wil besteden.’
‘Wat! Hoe kan dat nou? Ik heb net een heel pakket dagelijks rapport binnen gekregen…’
Gefrustreerd slaat ze haar ogen ten hemel. Als plichtsgetrouwe echtgenote heeft ze zich door het oersaaie aanbod aan gegevens van het oude mens geworsteld: bloedwaarden, stemmingsmeters, de uitkomsten van de bewegingssensoren, de voorgeschreven visuele meldmomenten, ze weet zelfs hoe vaak haar schoonmoeder naar het toilet is gegaan en welke waarden deze bezoeken opleveren – details over constitutie, eiwitten en kleur waar ze meestal snel doorheen scrolt – en zelfs het onbegrijpelijke Carejargon heeft ze halfslachtig aan zich voorbij laten glijden. Ongelooflijk trouwens dat, zelfs nadat de officiële “Richtlijnen bij Multitasken” zijn uitgebracht, dit soort instanties nog steeds niet in staat zijn hun informatie in korte en bondige streams samen te vatten.
‘Ze mankeert niets! Ze kan het gewoon niet hebben dat we uitgaan.’
De stilte aan de andere kant van de verbinding vertelt haar dat deze uitbarsting niet het juiste effect oplevert. Een andere tactiek dan maar.
‘Schatje,’ fleemt ze en ze hoopt maar dat ze het er niet te dik op legt, ‘waarom Skype je haar niet even met je smartphone? Je bent voorlopig toch nog wel onderweg, dus tijd zat om haar alle P.A. te geven die ze nodig heeft.’
‘Helaas, lieveling.’ Zijn overdreven zucht doet haar een moment vrezen dat een windstoot tot in hun volledig en volgens de laatste eco-normen geïsoleerde penthouse is doorgedrongen. ‘Care drong aan op echte persoonlijke Personal Attention. Fysiek contact, knuffelmomenten… Moeder weigert trouwens om op Skype te komen: ze is wel online, maar ze reageert niet op mijn oproepen…’
Shit, shit, shit. Haar avondje dreigt echt in de soep te lopen. Ze werpt nogmaals een blik op de digitimer: 83 minuten te gaan… als ze haar gewavede haar onder een sjaal verbergt en niet weer door de hoofddoekjespolitie wordt aangehouden, haar kleren en schoenen alvast klaar legt…
‘Ik kan nu wel even bij je moeder langs gaan,’ offert ze zich grootmoedig op.
‘Nee, schatje. Dat is heel erg lief van je, maar… er is nadrukkelijk om míjn aanwezigheid gevraagd en… nou ja, jij en mijn moeder… ik vind echt dat je maar alvast vooruit moet gaan.’
‘Nee, dat kan je me niet aandoen! Je weet toch dat ik er een hekel aan heb om alleen door de binnenstad te moeten?’
Ze weet best dat ‘een hekel hebben aan’ een understatement is. Een tochtje door het centrum van Vlissingen bezorgt haar altijd een vorm van onbehagen die dicht in de buurt van angst komt; haar echoënde naaldhakken die de altijd aanwezige drukkende stilte doorbreken en de verlatenheid van het gebied benadrukken, het terugkaatsen van het geluid op haar zenuwuiteinden via de in onbruik geraakte overkappingen, de lege straten – uitgestorven op een paar Verdoolden of een zeldzame verdwaalde toerist die vergeten is de laatste edities van de Lonely Planet op zijn travel agent te downloaden na – en de leegstaande winkelpanden, waarvan de ingegooide ruiten haar het idee geven van muilen, jankende muilen, woedende muilen, hongerige muilen die op het punt staan achteloze voorbijgangers te verzwelgen… Ghost Town, een stad als uit een John Ford film. De door de straten zwervende pollen helmgras die zich aan de oprukkende duinen hebben ontworsteld en de continue windvlagen geven je het gevoel in een western te zijn beland net op het moment dat daar iets verschrikkelijks staat te gebeuren.
Deze gruwelijke tocht door het wandelgebied is de kortste route van hun idyllisch penthouse naast dat pittoreske Dokje van Perry naar het Bellamypark, de enige hang-out waar nog genoeg cafés zijn overgebleven om een meeting te organiseren.
En een omweg te voet langs de buitenrand van de stad kost haar beslist haar Blahniks en anders toch op zijn minst haar voeten. Ook geen optie, dus.
De auto pakken? De diazepamwaarden in haar bloed zijn nu zo hoog dat de drug-detector de auto ogenblikkelijk op non-actief zal stellen, laat staan als ze straks wat glazen alcohol heeft genuttigd. En wat is een meeting zonder alcohol? Alcohol is bij uitstek hét middel om sappige roddels te laten vloeien.
Verdomme! Waarom wil Henk toch niet net als zij overgaan op werken 2.0 ?
Werken vanuit huis is zoveel productiever. Daarnaast kan je makkelijker een social network onderhouden en zou hij eindelijk eens op tijd zijn voor in real life gelegenheden.Wat dat betreft is haar geliefde echtgenoot een fossiel uit de twintigste eeuw.
“De sociale interactie met collega’s” geeft een meerwaarde aan zijn werkplezier, beweert hij. Net alsof zijzelf contactgestoord is of zoiets. Nou, zij ontmoet op een werkdag online meer mensen dan hij in zijn hele leven.
‘Ik heb nu toevallig óók behoefte aan jouw Personal Attention.’ Ze hoort hoe ze begint te dreinen, maar weet dat ze nu alle ijzers in het vuur moet gooien om hem nog aan haar kant te krijgen. ‘Je weet niet half hoe erg het is om hier de hele dag alleen te zijn.’
‘Wat is er aan de hand?’ Het vervult haar met tevredenheid dat er iets van bezorgdheid in zijn stem doorklinkt. ‘Werkt de 24 hour compound security niet naar behoren? De mensen van Dreamliving Realisation hebben me verzekerd dat we in het mooiste en veiligste plekje van de stad zitten!’
Ze kijkt naar buiten en moet beamen dat ze werkelijk op een prachtig stukje Vlissingen wonen; het antieke haventje dat weer helemaal in oorspronkelijke staat is teruggebracht geeft haar het gevoel naast een stukje geschiedenis te leven en het Stadspark aan de andere kant biedt een weidser uitzicht dan waar menig Randstedeling van kan dromen.
Ze boft, dat weet ze ook wel. Alleen… die vreemde figuren die zich de hele dag op en rond de bankjes in het Stadspark ophouden met hun cultus rond hun artefacten… het bevreemdt haar dusdanig dat ze er niet gerust op is. De gehele collectie van de voormalige bibliotheek heeft men drie jaar geleden al gedigitaliseerd en alles opgeborgen in het Gemeentelijk Archief, brandveilig en hygiënisch, maar toch zitten er nog iedere dag Verdoolden uren voorovergebogen door hun stukken prehistorie te bladeren of er met anderen over te redetwisten.
Het meest verontrustend vindt ze de mysterieuze vorm van ruilhandel rondom deze totaal overbodige, papieren bundeltjes. Boeken gaan op bijna eerbiedige wijze van hand tot hand, maar soms ook weer niet en het niet kunnen doorgronden van deze handelingen bezorgen haar de koude rillingen. Het doet haar denken aan de digidocu’s over de straatdealers uit het vorig decennium.
‘Nee, nee, alles functioneert prima. Het is alleen het uitzicht op die boekenlui, waar ik me niet prettig bij voel. Het wordt de hoogste tijd dat de politie daar eens tegen optreedt: volgens mij overtreden ze daar het verbod op “samenscholing op publiek terrein” en wie weet welke regels nog meer.’
Haar blik is nu gevangen door het haar bevreemdende schouwspel: het intellectuele type dat al uren praktisch bewegingloos over zijn geschrift gebogen zit, drie mannen verderop die elkaar duidelijk gesticulerend onderhouden over passages en ondertussen regelmatig hun mokken bijvullen met een goedje uit een thermoskan, een huisvrouw die met haar voet een kinderwagen op en neer laat deinen op het ritme van haar lezen, een simpele man die om de haverklap zijn buurman aanstoot, schijnbaar een verklaring voor de raadsels in zijn lectuur vragend. Haar maag draait om als ze ziet hoe een vrouw haar twee kinderen aanmoedigt om bij een oude man op schoot te gaan zitten. Zíet die moeder dan helemaal niet dat deze vriendelijke oude baas het prototype van een kinderlokker is door daar zo te gaan zitten met een boek vol plaatjes, de geduldige verteller uithangend… nog even en hij haalde het bekende blikje Zeeuwse babbelaars tevoorschijn…
Huiverend wendt Ingrid zich af van het raam en stelt zichzelf gerust met de wetenschap dat haar bloedjes in de belendende kamer met chip en barcode zijn ingecheckt en zich veilig onder het toeziende oog van de Diginanny bevinden.
Wat dóen die kinderen daar in hemelsnaam in de buitenlucht? Ieder schoolcomplex en naschoolse opvang moet ondertussen toch voorzien zijn van een Ultrasecure mediatheek, geleidt door tot op het bot gescreende juffen en absoluut ontoegankelijk voor volwassenen (de herinneringen aan de kinderpornoschandalen op dagverblijven uit 2010 en 2011 liggen nog vers in ieder ouders geheugen)? Het tafereel aan de andere kant van de haven is gewoon… onnatuurlijk.
‘Er lopen zelfs kínderen rond…,’ fluistert ze met schorre stem.
‘Liefje, niet iedereen heeft genoeg creditaccount om te meeten in een café,’ sust Henk op vaderlijke toon. ‘En niet iedereen is meegegaan in de digitale revolutie. Er zijn nog veel mensen die zich geen e-books of e-readers kunnen veroorloven. En dan heb je nog de die-hards die perse willen vasthouden aan papier en de steeds schaarser wordende boeken met elkaar willen ruilen. Sommige mensen vinden het spontane ontmoeten gewoon gezellig en er zijn er die nog steeds niet over het opheffen van bibliotheek ’t Spui heen zijn gekomen… niet iedereen is zo bevoorrecht als wij.’
Zijn betweterige opmerking komt aan als een tik op haar vingers.
Piep! Een multimed van Anja komt binnen.
‘Oh, schatje! Je moet echt op tijd komen! Ik zie net dat er een veiling op het programma van vanavond is bijgekomen: “Het Fonds voor Noodruftige Kunstenaars” heeft werk van een paar bekende, failliete Vlissingse kunstenaars onder de hamer. We moeten er echt op tijd bij zijn!’
De leegte op de wand tegenover haar knipoogt haar samenzweerderig toe…
(wordt vervolgd?)
(met dank aan José)
(Mogelijk toekomstscenario: een schimmig stadscentrum met slecht vier “highlights”)