Uit de kast

Onderstaande blog is van ruim een jaar geleden is een wezenlijk onderdeel van mijn lezingen. Daarom haal ik hem nu op veler verzoek weer “uit de kast”. De Kindervriend is inmiddels 4 maanden uit. De Duitse en Spaanse vertaling zijn in de maak, de tweede druk staat voor de deur. Het blijft actueel als je het nieuws van de afgelopen weken volgt.

De afgelopen decennia is duidelijk geworden dat een aantal priesters het woord geloofsgemeenschap als een cryptische omschrijving van Meulendijks voor iets heel anders opgevat heeft.

Ruim een week geleden ( was in april 2008, JH), in het vliegtuig op weg naar de Verenigde Staten, zegt paus Benedictus XVI (Joseph Ratzinger) dat hij zich diep schaamt voor het seksueel misbruik van jongeren door priesters. Een vreemde opmerking, het moest er nog bij komen dat hij zich niet schaamde. Een dag later in zijn toespraak tot 400 Amerikaanse bisschoppen in Washington laat hij de wereld weten dat hij het eens is met de vlak daarvoor uitgesproken woorden van kardinaal Francis George van Chicago dat de crisis met pedofiele priesters “soms erg slecht is aangepakt.” Dat hij niet gewoon zelf zegt dat de Kerk er een puinhoop van heeft gemaakt maar een kardinaal als spreekbuis gebruikt is typisch voor deze kerkvorst. Zo kan hij zich altijd achter een rug verschuilen. Wat hij wel zelf aanvoert is een excuus: het schandelijk gedrag van een aantal van zijn priesters komt vooral door de verandering van de seksuele mores van onze moderne tijd. Zoals altijd weet hij het mooi te verwoorden: de kinderen moeten beschermd worden “tegen de vernederingen van de wrede manipulatie van de seksualiteit die de moderne samenleving tegenwoordig domineert.”

250px-bentoxvi-30-10052007.jpg

“Paus erkent slechte aanpak pedofiele priesters,” koppen de kranten. Je vraagt je dan meteen af of hij er nu ook eindelijk iets aan gaat doen en openheid van zaken geeft of dat het niet meer dan een loze kreet is in een poging de vertrouwensbreuk tussen de Rooms-katholieke geestelijken en hun kudde te herstellen?

In 1962 verschijnt er onder de verantwoordelijkheid van kardinaal Alfredo Ottaviani, op dat moment de prefect van de Heilige Officie, het orgaan van de Romeinse Curie dat tegenwoordig de Congregatie voor de Geloofsleer heet, een Vaticaans document. Het door de toenmalige paus Johannes XXIII goedgekeurde schrijven draagt de naam Crimen sollicitationis. Dit is de kerkrechtelijke term voor de misdaad die een priester begaat als hij met een biechteling voor, tijdens of na de biecht seks heeft of een poging daartoe doet. Of, in wat normalere bewoordingen: seksueel misbruik door priesters. Het is een zeer geheime document en beschrijft wat een bisschop of abt moet doen als zich zo’n misdaad voordoet. Want het heilige biechtgeheim moet natuurlijk beschermd worden. Dat het niet alleen over seksueel misbruik jegens volwassenen gaat en dat de Kerk reeds in 1962 goed weet dat er zich binnen haar muren ook ernstige vergrijpen jegens kinderen plaatsvinden blijkt uit een van de hoofdstukken (titel V). Dat gaat over de crimen pessimum, “de allerergste misdaad”. Naast seks met personen van hetzelfde geslacht of met dieren wordt daarbij ook expliciet seks met kinderen genoemd.

Een hele tijd is het bestaan van het document alleen maar in kleine kring bekend. Zelfs de meeste bisschoppen weten er niets van. Dat verandert als ze in mei 2001 een brief van kardinaal Joseph Ratzinger krijgen, op dat moment de prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer. De toekomstige paus draagt hen daarin op om beschuldigingen van kindermisbruik intern te onderzoeken en de afhandeling in het diepste geheim te doen. De schade aan de Kerk moet zoveel mogelijk beperkt blijven. Als handleiding voor die geheimhouding geldt de crimen sollicitationis. Doe je als gewone gelovige aangifte van seksueel misbruik of ben je aanklager of getuige in een kerkelijke strafproces dat daarop betrekking heeft, dan moet je een gelofte van geheimhouding afleggen. Om niet in de knoei te komen met de wereldlijke macht heeft de Kerk een van haar handigheidjes van stal gehaald: op het schenden van de eed staat voor de aangever geen straf behalve wanneer de bisschop of abt bij wie aangifte gedaan wordt de betrokkene er op wijst dat het strafbaar is. In dat geval word je geëxcommuniceerd, een straf die in onze Westerse wereld misschien niet zo’n indruk maakt maar bijvoorbeeld in zeer katholieke delen van Midden en Zuid Amerika of op de Filippijnen zo ongeveer het ergste is wat een gelovige kan overkomen: men wordt openlijk aan de schandpaal genageld en buiten de gemeenschap geplaatst. Ook degenen die betrokken zijn bij de organisatie van het strafproces mogen natuurlijk niet uit de school klappen. Stel je voor, als die een boekje open zouden doen weet meteen heel de wereld dat wat er aan seksueel misbruik zo af en toen per ongeluk naar buiten komt slechts het topje van de ijsberg is. De eed die zij moeten afleggen is de perpetuo silentio, de “eeuwige stilte”, en omdat zij in dienst van de Kerk zijn hoeven er nu geen juridische constructie verzonnen te worden. Schend je de eed dan word je standrechtelijk geëxcommuniceerd.

De “eeuwige stilte” is een fantastische uitvinding: alle rotzooi blijft binnenshuis, priesters die zich aan kinderen vergrepen hebben blijven uit handen van de politie zodat het afnemende aantal geestelijken niet nogmaals een dreun krijgt en de advocaten van de slachtoffers vissen achter het net. Dat zo de rechtsgang ernstig belemmerd wordt, daaraan heeft Joseph Ratzinger geen boodschap, de scheiding tussen Kerk en Staat moet ook in dit soort gevallen gerespecteerd te worden. Het interesseert hem,ondanks het feit dat er genoeg schrijnende voorbeelden boven water komen, blijkbaar niet dat hierdoor priesters na hun overplaatsing net als in vroegere tijden gewoon door kunnen gaan met het misbruiken van kinderen en dat als de kerkelijke rechtbank bij uitzondering een keer de hoogst mogelijke straf uitspreekt – uitzetting uit het priesterambt en excommunicatie – de maatschappij nog steeds niet beschermd wordt tegen dit soort mensen.

Hoeveel gevallen van misbruik er in Nederland de afgelopen decennia zijn geweest, is moeilijk te zeggen. Bekend is dat er in de Verenigde Staten tussen 1950 en 2002 minstens 4400 geestelijken meer dan 10.000 kinderen hebben misbruikt en dat volgens de organisatie van Amerikaanse Bisdommen 4 % van alle priesters in Amerika zich wel eens hebben vergrepen aan een jongetje. De laatste jaren zijn er hier wel een aantal gevallen bekend geworden – het jaar 2002 spant daarbij de kroon met 47 aangiftes – maar wat er zich voor 1975 heeft afgespeeld binnen de Kerk is vrijwel onbekend. Een van de redenen is de verjaringstermijn in Nederland: voor aanranding twaalf jaar en voor verkrachting vijftien. Nu gaat die termijn pas in wanneer het slachtoffer achttien jaar geworden is maar veel maakt dat niet uit. Meestal duurt het tientallen jaren voor iemand zover is dat hij of zij voor het misbruik uit durft te komen. Ook de “eeuwige stilte” speelt een rol. Niet voor niets verbreekt verzekeraar Aegon in november 2001 de banden met de Rooms-katholieke Kerk, na 45 jaar lang de wettelijke aansprakelijkheid van alle medewerkers daarvan te hebben verzekerd. Hoe ze het durven snap ik nog steeds niet, maar het bisdom Rotterdam vindt dat de vergoeding van 100.000 gulden die ze betaald hebben aan een meisje dat jarenlang seksueel is misbruikt door een pastoor uit het Zuid-Hollandse Alkemade volgens de polisvoorwaarden bij de verzekeraar geclaimd kan worden als letselschade. Aegon echter beroept zich op het feit dat de Kerk de polisvoorwaarden heeft geschonden door eerdere gevallen niet te melden: uit onderzoek van een landelijk dagblad is gebleken dat er sinds 1996 minstens veertig gevallen van seksueel misbruik zijn geweest die de Kerk buiten de publiciteit heeft gehouden en waarvan geen aangifte is gedaan bij het openbaar ministerie. Wat dat betreft onderscheidt de Nederlandse Kerk zich dus maar weinig van de Amerikaanse.

De uitspraken over seksueel misbruik binnen de Kerk die de paus tijdens zijn bezoek aan de Verenigde Staten deed lijken slechts een onderdeel te zijn van een charmeoffensief om zieltjes terug te winnen en de publieke opinie in slaap te sussen. Want in werkelijkheid wordt nog steeds alles zoveel mogelijk in de doofpot gestopt onder het mom dat de Kerk het zelf wel zal regelen. Zijn oproep aan de Amerikaanse bisschoppen om weerstand te bieden aan “elke tendens om godsdienst te behandelen als een privéaangelegenheid” blijkt niet voor de Kerk zelf te gelden. De “eeuwige stilte” moet gehandhaafd blijven, ook al houdt dat in dat de meeste priesters die kinderen misbruikt hebben en soms nog steeds misbruiken gewoon vrij rond kunnen blijven lopen.

Zich beroepen dat hij niet wist dat  dit soort zaken zich voordeden binnen de R.K. Kerk kan de paus ook niet. Begin jaren tachtig is er in zijn eigen diocees in Zuid-Duitsland ook minstens één priester “overgeplaatst” vanwege seksuele handelingen met kinderen.

Sinds twee jaar heb ik een manuscript in de kast liggen. Pater Noster, het schrijnende verhaal van een jongen die op missionaris wil worden. Het speelt zich af op internaten en het seminarie en is voor een  deel autobiografisch. Al maanden hik ik er tegenaan om het te verwerken in een thriller waarvan ik zelfs de details al in mijn hoofd heb, maar telkens vind ik voor mezelf een smoes om het uit te stellen. Wat dat betreft spraken de emoties die boven kwamen tijdens mijn verblijf in het internaat in Belarus boekdelen. Maar na de schijnheilige vertoning van mijnheer Ratzinger weet ik één ding zeker: morgen ga ik ermee aan de slag!

En dat werd dus De Kindervriend.

Dit bericht is geplaatst in Misbruik met de tags , , , , . Bookmark de permalink.

3 reacties op Uit de kast

  1. Fred schreef:

    Bonjour José,
    Dit onthutsende stuk had ik al eens eerder gelezen, maar mijn bloeddruk steeg ook nu weer enkele graden. Overigens zoek ik contact met het tijdschrift BOEK, waar ik wel op ben geabonneerd, maar verder geen directe relatie mee heb. Ik weet miet of ze een stuk van mij accepteren of dat ze zelf een journalist(e) sturen. Het duurt even, maar er wordt aan gewerkt. Je merkt het wel.
    Succes
    Fred

  2. Francis Capelle schreef:

    Geachte heer, ik heb met veel interesse en evenredige afkeer uw item gelezen. Gaarne zou ik, in eigen bewoordingen, een gedeelte van deze informatie overnemen in een thriller waaraan ik werk. Ik zou het erg op prijs stellen wanneer u contact met mij opneemt via het mailadres.
    Met vriendelijke groeten, Francis Capelle

  3. Corrie reuvers schreef:

    Beste José,

    Ik wil heel graag weten of je DE José Hennekam bent die ik ken van mijn periode dat ik bij Bis uitzendbureau werkte waarvan Arthur Hennekam eigenaar was.
    Als dat zo is zou ik je heel graag nog eens ontmoeten bij ons thuis in Veere.
    Vriendelijke groet,
    Corrie Reuvers.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *