Gisteren werd ik ontvoerd. Om half vijf ’s middags werd ik plotseling van mij werk gehaald, moest mijn jas aantrekken en voor in het busje van de school gaan zitten. ‘Konspiratzije’ zei Gennadi grijnzend toen hij naast me plaats nam. Na drie kwartier rijden over allerlei wegen en weggetjes kwamen we bij een heel apart huis aan (er is hier overigens amper verkeer en een van de dingen die je opvalt als je in een auto zit is dat de chauffeur als het maar even kan de versnelling in zijn vrijloop zet om brandstof te sparen).
Het was een soort ranch, gelegen aan de rand van een enorm bos, waar, dat hoorde ik later die avond van de beheerder die duidelijk een fervent jager was, nog volop wolven, lynxen, beren, everzwijnen, elanden en herten wonen.
Tassen werden uitgeladen en even later stonden de meegekomen vrouwen in de keuken de groenten te snijden
en de mannen buiten de shaslik klaar te maken.
Terwijl ik rondwandelde – ik mocht niet helpen, ‘vanavond neem je maar eens een keertje vrij’ zeiden ze – en de banja (Russische sauna) bewonderde, werd er een schitterende tafel gedekt.
Het werd een heel gezellige avond, met veel getoost, gezang en sterke verhalen. Gennadi kwam helemaal los en bleek een entertainer bij uitstek.
Het was al aardig laat toen we weer terug bij het weeshuis waren.
‘Maar goed dat het morgen zaterdag is,’ merkte ik op.
‘Hoezo?’ vroeg Tatjana.
‘Dan kan je in elk geval uitslapen,’ antwoordde ik.
Vanmorgen om 8 uur trof ik Tatjana weer achter haar bureau aan en zat Gennadi in Minsk bij een ziek kind in het ziekenhuis.
Misschien had ik hen gisteren moeten ontvoeren in plaats van zij mij.