Gastblog Roel Verschueren: Misbruik in België

Hij noemde me een smerige atheïst en ‘nestbevuiler’.

“Komt ervan. Je had je maar aan de regels moeten houden.” Wat die regels waren stond in zijn e-mail niet vermeld. En dat ik me maar beter realiseer dat dit alles voorbij gaat. En dat tijd altijd in het voordeel van de kerk heeft gespeeld. De kerk overleeft, al meer dan 2000 jaar. Ik zal daar niets aan veranderen. Met mijn “vuilspuiterij” niet, met mijn artikels in De Standaard en De Tijd niet, de misbruikten niet, niets wat in de pers verschijnt zal de kerk veranderen.

Ik krijg eerlijk gezegd meestal meer zalfachtige e-mails dan deze. Hoewel het bericht over de kerk ging, ontbrak elk verband met God. De boodschapper probeerde twee pagina’s verder nog ergens moralistisch te zijn, maar sinds Professor Vermeersch weet ik dat God ook gebonden is aan moraal.

Ik probeerde de mensen die me hun misbruikverhalen stuurden ervan te overtuigen om er iets mee te doen. Ze openbaar te maken, via welke weg dan ook. Vandaag is de pers blijkbaar de enige veilige haven, hoewel eens aangemeerd, ook daar de moed ontbreekt om het schip dieper op zee te brengen. En als de slachtoffers er niet zelf willen naar buiten komen, of ze me dan zouden toelaten dat in hun plaats te doen. Ik beloofde geen namen te noemen, als ze dat niets wensten. Dat ze zelf moesten bepalen welk fragment van welke zin uit een bladzijdelange verhalen ik kon gebruiken, welke mogelijke verwijzing ik best weglaat zodat ze niet in verband zouden worden gebracht met de uitspraak. Te schrappen wat te veel is, toe te voegen wat ik zelf uit respect, misschien wel uit gêne, heb weggelaten en dan van hen toch zou mogen. Het is dansen op een te slap gespannen koord. Elk woord gewikt en gewogen. Misbruik kent geen vallen naar links of naar rechts. Vertellen over misbruik is staan of vallen. Vallen dus.

“Ik besefte niet dat wat hij deed niet paste. Dat dit misschien iets was wat ik nog niet kende en anderen wel. Dus ik liet het de eerste keer gebeuren. De fout van mijn leven.”

“Ik weet nu dat hij me door de lagere school heeft geholpen. Ik was 10, een gemiddeld onopvallende leerling. Altijd “plaats” zestien in mijn rapport, punten telden niet, plaats was voor de ouders belangrijk, in een klas van vierentwintig. En plots, vierde studiejaar, tweede van de klas. Eerste zou te veel opgevallen zijn, tweede was me een jaar lang niet onbelangrijk, spijts wat ik daarvoor moest doen. Ik vergeef het me vandaag nog altijd niet. Ik ben niet stom, ik weet toch wat daar toen gebeurde. De man is dood. Ik heb mijn rapporten nog voor me liggen. Ik heb nog altijd het gevoel dat ik het was die mijn punten veranderde.”

“Hij trok me op aan mijn oren, ik woog amper 35 kilo, maar hij liet me hangen, twintig centimeter van de grond, ik dacht dat mijn oren zouden afscheuren. De prefect had een zogezegd probleem: één nier, en daardoor was hij wat harder, omwille van de pijn, en dat werkte hij dan uit op ons. We moesten dat begrijpen. We moesten dat aanvaarden. Tot één van ons, die aan zijn “fabrissen” werd omhoog getrokken, hem een schop in zijn kruis gaf. En dan stond hij daar met korte haartjes tussen zijn duim en wijsvinger, en maakte zich belachelijk bij de vrienden die toekeken. Ik was de held, maar niet voor lang. Daarna was de hel los.”

“Mijn moeder heeft nooit begrepen waarom ik plots zo goed presteerde. Ze was gewoon fier, en ik elf. Ik wou dat zo houden. En mijn vader was trots, en mijn vrienden nijdig. En mijn leraar lief. Hij gaf me de antwoorden op de vragen van het examen van de volgende dag. Ik vraag me vandaag nog altijd af hoe het komt dat ik begreep wat hij wou. Dat ik langzaam zijn ‘bondgenoot’ werd. Zijn “préferé”, zijn lieveling.”

“Ik wil hem het liefst gewoon opzoeken, de deur openen, een wapen nemen en schieten. Ik stel me voor dat dit me genoegdoening zou kunnen geven, maar waarschijnlijk is zelfs dat nog niet genoeg.”

“Hij zei me dat ik spaarzaam moest zijn met mijn zaad. Dat ik maar ‘recht’ had op zoveel ejaculaties. En dat elke zaadlozing met hem, mij drie extra goddelijke zaadlozingen zou opbrengen voor later.”

“Hij stonk. Dat weet ik nog heel goed. En hij had een ruwe baard. Ik heb me in het eerste jaar Latijn gewoon laten buizen om van hem vanaf te zijn. Er was geen afdeling ‘moderne’ in de school, dus als ik gebuisd was moest ik wel ergens anders naartoe.”

“De man was godverdomme aalmoezenier. Ondertussen bijna heilig verklaard. Eerst gewoon priester, leraar Latijn en godsdienst, dan hogerop en verantwoordelijk voor het hele college. Geen kat had me geloofd. Niemand zou me geloven. Waarom zou ik je toelaten daarover te schrijven, me bloot te geven, hem aan te klagen. Het varken stierf vorig jaar. De geur gaat niet weg, maar met iemand van de kerk wil ik nooit meer praten.”

“En dan vroeg ik me af waarom ik eigenlijk niet gewoon ‘nee’ zei. Ik weet niet meer wanneer ik me dat afvroeg, het kan ook zijn dat dit pas later kwam. Maar ik had ‘nee’ moeten zeggen, misschien had het geholpen. Misschien had hij dan zijn handen thuis gehouden, mij gerust gelaten, iemand anders gezocht. Ik heb het maar aan iemand kunnen vertellen als ik 53 werd. Toevallig, hij begon er over, over wat hij zelf had meegemaakt, en ik begon gewoon te wenen. En te vertellen. En dan kwam alles naar boven. Ik ben nu 59 en ween nog elke dag.”

“Ik kan de kranten niet meer lezen. Mijn vrouw zegt dat het me zou helpen. Dat ik daardoor begrijp dat ik niet de enige was. Maar wat voor een troost is het, te weten dat ik niet de enige was? Het maakt mij alleen maar zieker.”

“Ik dacht toen dat het normaal was dat ik probeerde ander jongens te zoenen in het internaat. Dat ik hetzelfde deed als wat hij met mij deed. Dat we ons stiekem verstopten en elkaar aanraakten, eigenlijk lief hadden. Tot ik mijn eerste liefje tegenkwam, en wegliep om te kotsen. Toen kwam alles bij me naar boven, alles wat ik daarna nog zo lang zou verdringen.”

“Ik wil geen geld, ik wil geen therapie, ik wil met niemand praten, ik wil geen meldpunt. Ik wil wraak, en weet niet hoe die te organiseren. Binnen drie maanden spreekt niemand hier nog over, dan is de pers moe, zijn de lezers moe, en vervaagt het probleem. Maar niet voor mij.”

In “Die Zeit” van deze woensdag staat een interview met Klaus Mertes, het schoolhoofd van het elite-Canisiuscollege uit Berlijn, de man die in januari 2010 in Duitsland alles aan het rollen bracht. Hij nam de moedige beslissing, na enkele meldingen van misbruik jaren geleden in het college waar hij nu verantwoordelijk voor is, om alle leerlingen die in die periode aan de school zaten een brief te schrijven met het verzoek met hun verhaal te komen. Alles wat in Duitsland sindsdien aan de oppervlakte is gekomen is aan hem te danken. Op de vraag wat zijn grootste kritiek is aan de Duitse bisschoppen antwoordt hij: “De angst is het hoofdprobleem. Ik ken die ook, die heb ik ook. De bisschoppen echter die zichzelf nu bijna als slachtoffer positioneren, brengen de gehele kerk in diskrediet… ik denk soms, zo ontstaat geschiedenis die zich van onderuit naar boven schrijft, ongepland, zo ontwikkelt zich een gans eigen dynamiek. Het misbruikthema omvat alle fundamentele vragen van de christelijke spiritualiteit.”

In Oostenrijk groeit elke dag de kritiek op de aanstelling van Waltraud Klasnic als “onafhankelijke” aan het hoofd van het door het Bisdom ingerichte meldpunt voor misbruik binnen de kerk. Ze werd door Christoph Kardinaal en Graaf von Schönborn aangekondigd als oplossing, als absoluut neutraal persoon die haar functie opvatte als een “erefunctie”, wat in Oostenrijk een duidelijke betekenis heeft: ze doet het “uit eergevoel”. Dus niet betaald, vrij van financiële opdrachtgevers, uit burgerzin. Dat ondertussen uitgelekt is dat ze zich via haar PR-firma toch ruimschoots laat vergoeden voor “lopende kosten”, vervoer, telefoonkosten verbonden aan het crisisnummer dat ze ondertussen naar het PR-bureau heeft afgeleid en dus bemand moet worden (de vraag is door wie met welke bevoegdheid en opleiding?), werkt niet bepaald in haar voordeel.

Aanmodderen is het woord. Van het ene trieste model naar het andere.

In Duitsland werd deze week een echte onafhankelijke commissie opgericht, door de staat georganiseerd, dus onafhankelijk van de kerk. Verjaring wordt afgeschaft, ook slachtoffers die weten dat hun daders ondertussen gestorven zijn, vinden daar een oplossing. Het ontmoedigen is in Duitsland gestopt.

Vraagt iemand in een e-mail: “Maar wat willen al die zogezegde slachtoffers dan? Ze willen niet praten met bestaande meldpunten, ze willen geen geld, ze willen geen medelijden. Willen ze eigenlijk wel dat er een oplossing komt? Of wentelen zich liefst in hun slachtofferrol?”

Nee, kijk gewoon naar “Koppen” van deze week op VRT. Twee moedige mannen getuigen. Aangrijpend en onthullend tegelijk. En dan nog slaagt de VRT erin aan het einde van deze tien minuten openbaring het noodnummer 078 15 30 70 – Contactpunt voor seksuele misbruiken binnen het kader van pastorale relaties – te vermelden. Bij gebrek aan iets anders. Bij gebrek aan interesse voor het echte probleem. Kritiekloos, alternatiefloos, zonder vragen over hoe het nu echt verder moet, zonder oog voor de “morgen” van de slachtoffers. Zo lang de kerk zelf, of de overheid als plaatsvervangende schaamte, er niet in slaagt te begrijpen wat slachtoffers willen, blijft het deksel op de ketel. En dat beseffen zowel de kerk als de staat in België maar al te goed. Onafhankelijkheid van het meldpunt, opheffing van verjaring, financiële compensatie waar nodig, ook als de daders gestorven zijn, nederigheid van de kerk en haar dienaars, schuldbekentenis en verzoek tot vergeving, begrip en respect voor de gevolgen waarmee de slachtoffers sinds jaren moeten leven, en nog eens nederigheid, als enig aanvaardbaar alternatief voor de arrogantie die – ook in België – vandaag nog altijd het gezicht is dat de kerk vertoont.

Met dank aan de mensen die me in vertrouwen namen, ik hoop hun vertrouwen niet geschonden te hebben. En mijn belofte staat: ik laat dit niet los.

Roel Verschueren, Wenen 14 april 2010 – http://www.verschueren.at

Dit bericht is geplaatst in Misbruik met de tags . Bookmark de permalink.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *