FIRE

Voor de kassa van de plaatselijke kruidenier in Periana botste ik in enigszins verstrooide staat – ik zit met mijn hoofd in Honduras vanwege mijn boek Pater Noster – tegen een magere en ietwat over de datum zijnde hippie. Terwijl ik me verontschuldigde draaide de man zich om en zag ik dat het Arthur Brown was: de flamboyante rock & roll ster uit de zestiger jaren, “the Godfather” van Alice Cooper en Kiss, de man wiens legendarische “Fire” nog steeds als ringtone verkrijgbaar is. Al jaren geeft hij als betaling voor zijn logies en eten een concert in het restaurant annex B&B van het gehucht “El Canuelo”, dat sinds begin dit jaar uitgebaat wordt door mijn vriend Manolo. Ik herkende hem dan ook meteen van het geweldige concert dat hij een jaar geleden gaf (al was het me toen een raadsel waarom hij weigerde zijn hit “Fire” te spelen).
We raakten aan de praat en ik schrok van zijn – een jaar eerder sprak hij nog vloeiend – hakkelende en onzekere manier van praten. De simpelste engelse woorden bleken uit zijn actief geheugen te zijn verwijderd. Een leven vol sex, drugs en rock&roll begon zijn tol te eisen.
Uiteindelijk lukte het hem me duidelijk te maken dat zijn jaarlijkse optreden in “El Canuelo” de volgende dag zou plaatsvinden.

Met het concert van vorig jaar nog vers in mijn geheugen, kostte het me geen moeite mijn huisgenoten over te halen om de volgende dag een heerlijke “pierna de cordero al horno” (lamsbout uit de houtoven) te gaan eten met als toetje een optreden van een van de legendarische helden uit mijn kinderjaren.
Als je het lef hebt binnendoor naar Manolo te rijden, over vier kilometer onverharde slingerweggetjes steil de berg op, dan word je beloond met een schitterend stukje natuur. Hoge platanen en enorme ruwe, geelrode rotsblokken wisselen duizendjarige olijfbomen af. Met hun stammen twee tot drie keer zo dik als gewone olijven en hun littekens en scheuren tonen ze bejaard, nee, bijna fossiel. Onaangedaan door de vele branden die dit gebied regelmatig geteisterd hebben en onverschillig voor wat er aan hen voorbijtrekt, staan deze reuzen van voorbije tijden in het landschap. Telkens wanneer ik er langs kom, te voet of met “de Rukker” – de Spaanse vertaling van Pajero, het type auto waar ik hier mee rond rij – heb ik het gevoel in een tijdmachine te stappen en zie ik beelden van wat ze me zouden kunnen vertellen als ze konden praten. Spelende kinderen die opgroeiden tot ploeterende boeren, voorbijtrekkende soldaten en geliefden die onder bescherming van de armen van deze reuzen de liefde bedreven. En misschien heeft die ene, dikke tak wel gediend als galg voor een deserteur of moordenaar. Het idee dat er meer dan duizend jaar geschiedenis aan hen is voorbij getrokken is fascinerend.
Opvallend is dat deze oude heren naast een of meer bijna overleden takken altijd een enkele jonge tak hebben die ergens pardoes uit hun stam ontspruit. Het is geen gezicht, het past gewoon niet en je krijgt het idee dat die er met de allerlaatste ademtocht uit is geperst, als wil de boom bewijzen dat hij nog steeds meetelt.

Het publiek op de concertavond was dit keer anders dan voorgaande jaren. Waren het toen muziekliefhebbers en wat alternatievelingen – je kon tegen de wietdampen leunen en stoned worden zonder te roken – nu waren het keurig gekapte, zwaar opgemaakte Engelse dames in korte, strakke jurkjes en mannen in witte, in de plooi gestreken broeken en polo’s. Een aantal zich luidruchtig vervelende kinderen completeerde het geheel. In totaal een man of dertig. Wat zij in de Crazy World of Arthur Brown moesten was me een raadsel.

Er stonden wat speakers opgesteld en een oude grijze man stemde zijn gitaar, om zich even later naar de kan wijn op zijn tafeltje te spoeden.
De salade werd geserveerd, maar er was geen Arthur Brown te bekennen. We genoten van ons tweede glaasje en de “chorizo fritto”, gevulde champignons en aubergines met rietsuikerstroop met de langzame aandacht die de diverse smaken vereisten. Naast de oude grijze man die in een gestaag tempo zijn wijn naar binnen zat te gieten, was er ook na de maaltijd in geen velden of wegen iets te bespeuren wat op een alternatieve hippie of voormalig rockheld leek; terwijl het uitbenen van het voortreffelijk klaargemaakte lammetjespootje en het genietend verorberen van elk flintertje van dit voormalig blatend fenomeen, vergezeld van het nodige bijpassende vocht, toch geruime tijd in beslag had genomen.
Stilletjes was het donker geworden en werd het aan de tafeltjes naast ons, onder invloed van rijkelijk vloeiende alcoholische derivaten, steeds luidruchtiger.
Geen Brown te bekennen.
Mijn vriendin opperde voorzichtig dat Arthur bij aanschouwing van dit straalbezopen en verre van rock-minded publiek misschien a. regelrecht de berg was afgevlucht, dan wel b. op dit moment achter de coulissen de drankvoorraad van de gastheer, eventueel aangevuld met wat opiaten, aan het aanspreken was om moed te verzamelen voor het optreden.
Plotseling ontstond er een golf van rumoer en ontdekten ook wij een schielijk langs de muren sluipende Arthur. Zijn poging om onopgemerkt en veilig een tafeltje in een hoekje te bemachtigen bleek tevergeefs; door rood aangelopen en schouderkloppende Engelsen werd hij naar hun tafeltje gesleurd.
Gelukkig schoot de oude grijze man hem te hulp en opende met het voorprogramma.

img_5216_2.jpg
Hij had een mooie stem die naarmate hij wat langer zong steeds losser kwam. Alleen ging zijn gitaarspel af en toe behoorlijk de mist in waarvan hij, onder gejuich van de nu allemaal aangeschoten Engelsen, de schuld heel eerlijk aan de hoeveelheid wijn gaf die hij genuttigd had.
Eindelijk kwam onder luid gejoel en gejuich Brown zelf te voorschijn. Dat hij zichzelf niet alleen moed in had gesproken en gedronken maar ook, zoals mijn vriendin al voorzien had, het nodige door zijn neus had laten gaan was duidelijk aan zijn ogen te zien. Allereerst probeerde hij met zijn sonore stem de nu flink aangeschoten meute met een paar oneliners te kalmeren, iets wat in eerste instantie lukte.
Bij de eerste ballad die hij zong keken wij elkaar aan. Was dit de beroemde Arthur Brown die zong? Het tweede nummer klonk gelukkig een stuk beter en wij gingen op de harde, houten stoelen wat onderuit zitten om de aandacht van onze zadelpijn te verplaatsen naar het betere ontspannen luisterwerk.

img_5250_2.jpg
Daar dachten onze Engelse vrienden echter anders over. Een kleine man met kort, prins Charles kapsel en nichterige ballerinabewegingen, rukte een van de rondborstige en beschonken dames uit zijn gezelschap van haar stoel en zette met haar een woeste paringsdans in voor de voeten van onze verbouwereerde zanger.
Het dansen ging er zo wild aan toe dat wij enkele keren onze adem inhielden wanneer de dame rakelings langs de nadrukkelijk aanwezige en kwetsbaar opgestelde speakerboxen gesleurd werd en één keer deinsde Arthur achteruit om te voorkomen dat de ballerinaman bovenop hem terecht zou komen en drukte de oude grijze man angstvallig zijn akoestische gitaar aan de borst.
Aan het eind van het nummer klapte de man Browns neus er zowat af, zo dicht stond hij bij hem te applaudisseren. Met een paar scherpe opmerkingen wees Arthur hem terecht en ik verwachtte dat het bij dit incident zou blijven. Maar niets was minder waar. Onze paringsdanser voelde zich duidelijk een held in dit middelpunt van belangstelling en greep een tweede, aanvankelijk tegenstribbelende, dame vast. Het gooi- en smijtwerk dat volgde was mogelijk nog wilder dan de eerste keer, niet in de laatste plaats veroorzaakt door de aanmoedigingen van zijn gezelschap. Hoewel Arthur zijn best deed een zo professioneel mogelijk zangersgezicht op te zetten kon je duidelijk merken dat hij zich enorm ergerde.
Aan het eind van het nummer, in een laatste, vertwijfelde poging de boel te redden, kondigde hij als snerende grap naar de man het nummer ‘what shall we do with a drunken neighbour’ aan. Fijnzinnigheid bleek echter niet aan dronkemansoren besteedt en het ongelukkige toeval wilde dat alle ladderzatte aanwezigen op een of andere wijze wel “drunken neighbours” van elkaar waren – niet echt verbazingwekkend in deze door Engelse compounds vergeven streek. Het inzetten van het lied was dan ook het signaal dat het hossen kon beginnen.
Een moment lang spatte de wanhoop van Browns gezicht, toen gaf hij zich gewonnen en begon hij met de meute mee te zingen; het was weer zo’n avond van polonaiseliefhebbers en het verblijf moest betaald worden…
Toen wij wegslopen was de volgende meezinger al ingezet: een Riverdance of soortgelijke kaskraker.

Onderweg naar huis, rijdend tussen de oeroude bomen met hun gekke, jonge takken, voelde ik me intriest. Arthur Brown, de man die zichzelf vroeger in brand placht te steken op het podium, bracht geen jonge loten meer voor. De pensioengerechtigde leeftijd gepasseerd, leidde mijn jeugdheld nu dit leven, de kost verdienend met een parodie op zichzelf.

Misschien moest hij toch nog maar eens, voor die ene keer, zijn eigen, oude hit beluisteren:

Fire, to destroy all you’ve done.
Fire, to end all you’ve become.
I’ll feel you burn!

(met dank aan Renata)

Dit bericht is geplaatst in Algemeen met de tags . Bookmark de permalink.

1 Reactie naar FIRE

  1. Arthur Hennekam schreef:

    Hoi die José !

    Vooral dat deel over die stokoude olijfbomen is erg goed, het heeft het me duidelijk gemaakt dat je het in de vingers krijgt.
    Liefs
    pa

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *